Tijd bestaat niet

Je hoort het steeds vaker om je heen, en wanneer je het echt goed tot je laat doordringen, kom je tot de slotsom dat je eigenlijk niet precies begrijpt wat er gezegd wordt. Je kunt het niet bevatten. Je kunt je er niets bij voorstellen. Hoe zou een samenleving, een organisatie, of zelfs het heelal kunnen bestaan zonder tijd?

Wij mensen hebben het fenomeen tijd zo diep in ons bestaan verankerd dat het onmisbaar lijkt. Tijd betekent planning, organisatie en structuur. Zonder planning komt geen mens of onderneming vooruit. Onze hele manier van leven is gebaseerd op een opeenvolging van gebeurtenissen die we ordenen langs de onophoudelijk voortschrijdende pijl van de tijd, die ons van verleden naar toekomst leidt. Maar dat beeld, dat zo vanzelfsprekend lijkt, blijkt niet overeen te komen met de fundamentele aard van de werkelijkheid. Die lineaire tijd, die we als losstaande eenheid beschouwen, bestaat niet.

We weten sinds het begin van de twintigste eeuw dat de werkelijkheid heel anders in elkaar zit.

Waar we later in het boek dieper op dit fenomeen ingaan, spreken we nu even af dat Einsteins relativiteitstheorie ons heeft geleerd dat ruimte en tijd niet los van elkaar kunnen worden gezien. Vroeger dachten we dat tijd een onafhankelijk voortschrijdend fenomeen was, maar Einstein toonde aan dat tijd en ruimte met elkaar verweven zijn in wat we nu ruimtetijd noemen. Dat betekent dat we de wereld niet langer kunnen beschrijven als een driedimensionale omgeving waarin gebeurtenissen zich in de loop van de tijd afspelen. In plaats daarvan moeten we ons een vierdimensionale werkelijkheid voorstellen, waarin tijd geen aparte entiteit is, maar een integraal onderdeel van de structuur van het universum.

Deze vierdimensionale ruimtetijd is geen toneel waarop de gebeurtenissen van het universum zich afspelen, maar vormt zelf het weefsel waarin alles is ingebed. Gebeurtenissen hebben daarin niet per se een vast moment in de tijd zoals wij die ervaren, maar een positie die afhangt van het perspectief van de waarnemer. Dat betekent dat tijd niet universeel is: het verstrijkt niet overal op dezelfde manier, maar wordt beïnvloed door snelheid en zwaartekracht. Tijd kan rekken en krimpen afhankelijk van hoe je je door de ruimte beweegt. Dit is compleet tegengesteld aan ons alledaagse begrip van een tikkende klok die overal gelijkloopt.

In dit licht wordt het ook duidelijk waarom de concepten van verleden, heden en toekomst problematisch zijn. Vanuit het perspectief van de ruimtetijd zijn alle momenten—wat wij verleden, heden en toekomst noemen—even reëel. Het is slechts onze ervaring, gevormd door ons bewustzijn en biologische processen, die een onderscheid maakt tussen toen, nu en straks. In feite bestaat er geen absolute 'nu', behalve als een subjectieve beleving. Op het moment dat ik dit opschrijf, is mijn 'nu' al weer voorbij. De toekomst? Die ervaren we als iets dat nog moet komen, maar in de ruimtetijd is die net zo'n integraal deel van de structuur als het verleden. Alles ís er al, we ervaren het alleen als een opeenvolging van momenten.

Dit idee voelt onnatuurlijk, want onze hersenen zijn geëvolueerd om in een wereld van verandering en oorzaak-gevolg te functioneren. We kunnen niet anders dan tijd ervaren als iets dat voortschrijdt. Maar als we puur naar de natuurwetten kijken, kunnen we niet anders concluderen dan dat tijd als losstaande entiteit niet bestaat. En dat besef dwingt ons om fundamenteel anders naar de aard van de werkelijkheid te kijken.