Filosoferen over mijn IQ en Einstein

Toen ik een aantal jaren geleden begon na te denken over de vragen die in dit boek behandeld worden, had ik nog geen idee van de bloedstollende ongelooflijkheden die de wetenschap ons sinds Einsteins relativiteitstheorie heeft gepresenteerd.

Van die relativiteitstheorie heb ik overigens nooit veel begrepen. Ik vrees dat mijn IQ verontrustend tekortschiet om die materie ook maar bij benadering te doorgronden. Toch spreekt het woord relativiteit—als je er goed over nadenkt—heel erg tot de verbeelding. Zonder Van Dale erop na te slaan, zou je dit begrip misschien het best kunnen omschrijven als:

Een toestand die wordt afgemeten aan iets anders.

En als je het zo bekijkt, dan is bijna alles om ons heen relatief.

Neem nou tijd.
Een mensenleven duurt gemiddeld zo’n 2,5 miljard seconden (ja, echt! Reken maar na). Niet bepaald lang, zou je zeggen. Maar voor een tiener lijkt het een eeuwigheid. Terwijl een kleuter van drie een tijdspanne van tachtig jaar waarschijnlijk niet eens kan bevatten. Het hangt er maar net vanaf hoe je het bekijkt. Of, met nog wat extra rek, vanuit welke dimensie je kijkt.

Volgens de wetenschap kennen we drie dimensies van ruimte (vooruit, opzij en omhoog) en één dimensie van tijd. Maar sinds Einstein weten we dat ruimte en tijd met elkaar verweven zijn. Tijd is niet zomaar een losstaande eenheid die gestaag vooruit tikt—het past zich aan. Verandert je positie of snelheid, dan verandert ook de tijd. Net als een waterbed: druk je op één plek, dan golft het elders mee. Wat voor ons een mensenleven is, kan in een andere tijdsdimensie een oogwenk zijn.

Of neem nou afstand.
Een veertiger die, na maanden ploeteren, eindelijk zijn eerste vijf kilometer rent, ervaart die afstand compleet anders dan een marathonloper die zo’n stukje als opwarmronde beschouwt. Op grotere schaal: met onze huidige technologie kunnen we misschien nog een keer naar Mars, maar sterrenstelsels buiten ons zonnestelsel? Vergeet het maar. Te ver. Te onbereikbaar. Binnen onze dimensies tenminste. Maar stel dat we andere dimensies ontdekken? Misschien ligt het dan ineens allemaal binnen handbereik.

Alles is betrekkelijk. Het ligt er maar aan hoe je ernaar kijkt.

Het glas is halfvol of halfleeg.
Ik ben zeventig en aan het eind van mijn leven. Of… ik ben zeventig, in de mooiste tijd van mijn leven, en heb nog een wereld te ontdekken.
Feyenoord wint haast nooit een prijs. Of… dat maakt de zeldzame successen juist zo bijzonder!

Conclusie?
Misschien moeten we vaker met andere ogen—of vanuit een andere dimensie—naar de wereld kijken. Dan zou het zomaar kunnen dat alles wat ver weg lijkt, plotseling dichtbij is. Dat wat reusachtig groot lijkt, in feite piepklein is. En dat wat eindeloos lang duurt, in een flits voorbijgaat.

Wie weet… Misschien bestaan er in het suikerklontje dat ik nu door mijn koffie roer wel miljoenen werelden, net als de onze.

En dat is een fascinerende gedachte.