Tijd (1)

Toen ik zo’n jaar of drie geleden de tekst hierboven schreef kon ik nog niet vermoeden welk een duizelingwekkende reis ik daarna zou gaan maken.

Flink wat graafwerk in de tijd leerde mij dat de mens zich al snel bewust werd van de regelmaat in de bewegingen van de hemellichamen. Om ons verblijf op het ondermaanse wat beter te organiseren waren het de Sumeriërs en de Babyloniërs die meer dan vierduizend jaar geleden het jaar op 360 dagen vaststelden. Om ons nog steeds niet opgehelderde reden, deelden ze dit verder op in vierentwintig uren van zestig minuten en zestig seconden. Een aanzet naar een astronomisch systeem dat is gebaseerd op de cijfers zes, zestig en driehonderdzestig, dat tot op de dag van vandaag nog steeds wordt gebruikt. Uiteindelijk waren het de Egyptenaren die het dichtst in de buurt kwamen van een exacte meting van de lengte van het jaar en die daarbij vervolgens een kalender hanteerden gebaseerd op de schijnbare omloopcyclus van de zon om de aarde gerelateerd aan de sterrenhemel. Sindsdien is er met de tijd heel wat gebeurd. De contacten die voortkwamen uit zijn kortstondige flirt met Cleopatra leverden Julius Caesar de kennis op dat het jaar niet 360 maar 365 1/4 dagen duurde. Dat resulteerde vervolgens weer in de Juliaanse kalender waarin pas in 1582 met een aarzelende toestemming van paus Gregorius Xlll de laatste correctie werd aangebracht die aan de basis lag van onze huidige kalender. Ik verdiepte mij dus eerst wat uitgebreid in onze beleving en registratie van het fenomeen tijd.